De macht van de media wordt geroemd, en verguisd.
Het wordt overdreven, en ondergewaardeerd. Eind jaren zestig speelden de media een belangrijke rol bij het ontmaskeren van cynische machtswellustelingen en oorlogshitsers rond de Oorlog in Vietnam, die ook Laos en Cambodja meezeulde in een spiraal van zinloos geweld, ontbladerde bossen, voor het leven beschadigde burgers en militairen, en gruwelijke ‘Killing Fields’, alsmede een keur aan onfrisse complotten en activiteiten van allerlei geheime diensten die het daglicht niet konden verdragen. Journalisten met een ‘Rechte Rug’ zeulden de kranten, ‘bladen’ en zenders waar ze voor werkten achter zich aan. De eigenaren van die media-platforms waren politiek pluriform, en hadden hun eigen ‘marktsegment’. Voorzover ze door de aard van hun publicaties terechtkwamen in de hoek van ‘anti-establishment’ betekende dat nog niet dat ze wars waren van macht, snode plannetjes, weinig frisse complotten of oorlog, maar alleen als dat de ‘eigen’ richting de wind in de zeilen bezorgde.
‘Rechte Rug’ journalisten gedijden niet in zo’n omgeving, verloren hun baan of besloten zelf op te stappen om verder te gaan als ‘onafhankelijke’ journalist, waarvan er nu nog steeds enkelen actief zijn. Opmerkelijk genoeg kwamen verscheidene ‘media-types’ die weigerden zich te voegen naar het dictaat van de ‘redacties’ terecht bij het Russische ‘RT’. Of hun artikelen werden wel overgenomen door ‘RT’ en de media in ‘multipolair-georiënteerde’ landen, of aangehaald als bron, maar de zich steeds verder consoliderende media in het westen schuwden hun bijdragen en onthullingen meer en meer. Geen gebrek aan video’s en ‘vergelijkend warenonderzoek’ van mensen die pluriformiteit/multipolariteit belangrijk vinden waarin klip en klaar wordt aangetoond hoe alle kranten, alle ‘bladen’ en alle zenders exact dezelfde ‘teksten’ en invalshoeken bieden, ondanks de verschillen in naam en doelgroep.
Consolidatie begon met het verminderen van échte journalisten die zelf ‘op jacht’ gingen naar het nieuws in binnen- en buitenland, om kosten te besparen. Vervolgens liep ook het aantal ‘persbureaus’ terug, en ontfermden ‘media-tycoons’ zich over publicaties en zenders die dan wel een ‘redactiestatuut’ meekregen om de schijn van onafhankelijke verslaglegging op te houden, maar tegelijk moest er wel ‘verdiend’ worden, en schaalvergroting alleen was onvoldoende. Er moest ook gezocht worden naar het ‘aantrekkelijk’ maken van de media. Voor de lezer/kijker, maar vooral ook voor de ‘adverteerder’. Meer en meer mensen die voor de media gingen werken waren niet langer journalisten, maar ‘content producers’. Zoals ik op dit blog met mijn commentaren, analyses en beschouwingen ook een ‘content producer’ ben, maar dan los van enig commercieel of ideologisch belang. Persoonlijke ervaringen, bronnenonderzoek, en bestudering van de context liggen wel ten grondslag aan mijn eigen productie, maar ik aarzel om het ‘journalistiek’ te noemen.
De professionele hedendaagse journalist, die in mijn optiek dus ‘content producer’ is, en net zomin een journalist als ik, zal schamper doen over mijn aarzeling om hen journalist te noemen, en als criterium opvoeren dat het voor hem of haar ‘werk’ is, en dat het dus ‘professioneel’ is wat men aflevert, mede door de ‘opleiding’ die men heeft gevolgd, maar dat overtuigt allerminst. Integendeel! Dat zet een belangrijke rem op de vrijheid die een journalist hoort te hebben, en een herkenbare ‘eigen stijl’. Iemand die door de ‘redactie’ wordt afgevaardigd om verslag te doen van de ‘Gay Pride’ boottocht, of de ‘Keti Koti’-bijeenkomst, waarbij helder is wat voor soort verslag de ‘redactie’ verwacht, is een ‘loonslaaf’. Dito waar een verslaggever weliswaar geen ‘redactie’ boven zich heeft die hem of haar opdrachten kan geven, maar hij of zij het artikel wel moet zien te verkopen aan de corporate media, waar weinig of geen licht meer zit tussen de verschillende corporaties die allemaal in dezelfde vijver vissen. Dat iemand ‘gepubliceerd’ heeft in de corporate media (artikelen heeft verkocht aan kranten, ‘bladen’ of ‘content’ heeft gemaakt voor zenders), waarbij verschillende ‘namen’ genoemd worden, zegt mij nog steeds niks als de ‘namen’ allemaal deel uitmaken van diezelfde corporate mediafabriek. Het wordt interessanter als men kan bogen op publicaties in het westen, Rusland, China en ‘uithoeken’ van de wereld.
Dat laatste in het bijzonder als het zonneklaar is dat de ‘content producer’, of ‘ouderwetse’ journalist met de ‘Rechte Rug’, de ‘redacties’ niet ‘naar de mond praat’ om artikelen te verkopen, maar de media niet om zijn of haar kwalitatief hoogstaande artikelen heen kunnen. Bloggers zoals ondergetekende, die geen moeite doen om artikelen te verkopen, niet voor een corporatie, overheid of partijbelang werken, en hun artikelen via uiteenlopende platforms aanbieden, gokken op ‘Fair Use’ door anderen om de tongen los te maken en discussies over bepaalde onderwerpen op gang te brengen, of gaande te houden. Die markt is oververzadigd, maar de macht van het woord is het zaadje dat wordt geplant om uit te groeien tot een boom, dus één of twee ‘belangrijke’ lezers kan aanzienlijk belangrijker zijn dan een hele wolk amorfe abonnees of apathische kijkers.
Censuur is erop gericht het bereik van iemand met een ‘contraire’ mening, of ongewenste informatie, te beperken, maar het heeft ook een aanzuigende werking waar het nieuwsgierig maakt naar wat de censor van ons weg wil houden. Formele, openlijke censuur is daarom veelal contraproductief. Het monopoliseren van de ‘content’ via één consortium, of door de overheid gecontroleerde producent, de ‘Pravda’ in de tijd van de Sovjet Unie, tast de geloofwaardigheid aan, ook al betekent het in de praktijk niet persé dat wat wél gepubliceerd of uitgezonden wordt dan ook gelogen is. Alleen ontbreekt een deel van de berichtgeving die belangrijk is voor wie zich een goed beeld wil vormen van wat er gaande is in de wereld. Dat probleem heft de burger op door én de ‘Pravda’ te lezen, én één of meerdere publicaties die in het westen verschijnen. Giftiger wordt het als een publicatie naast (zelf-) censuur ook overduidelijke leugens gaat verspreiden. Dat is op de langere duur ‘self defeating’, zolang de nieuwsconsument niet worstelt met een gebrekkig geheugen. De leugenaar moet steeds nieuwe leugens verzinnen om niet te worden ontmaskerd als leugenaar. Dat vreet tijd en energie, en zeker op grote schaal is dat een eindige propositie.
Naast het censureren van de berichtgeving, en de welbewuste introductie van leugens op jacht naar het gebruik van de macht van het woord, is er nog een techniek die in onze westerse wereld volop wordt gebruikt, en dat is de afleiding. ‘Als je links kijkt, zie je rechts niks’. De media in mijn jonge jaren bedienden de burger die wilde weten wat er gaande was in de wereld. ‘Vertier’ was verhoudingsgewijs een ondergeschoven kindje. Voor een film ging je naar de bioscoop, en de films die via de televisie werden uitgezonden hadden velen allang gezien. Voor een sportwedstrijd ging je naar het stadion. Voor een spannend verhaal las je een boek. Nu is informatie over wat er gebeurt in de wereld sluitpost, en zijn zelfs de programma’s die pretenderen ons het nieuws te brengen ‘shows’. De persoon van de ‘presentator’, de kleding en ‘maniertjes’ van de gasten, de ‘vormgeving’, de ‘debating trucs’, het begeleidende ‘jingletje’ , zijn belangrijker dan de inhoud. Dumbing Down the Public’. Dan kom je vanzelf uit bij een ‘debiel’ land. Iedereen druk in de weer met randverschijnselen, of het ‘oplossen’ van problemen die onoplosbaar zijn, terwijl een smalle ‘elite’ zich ontfermt over het beleid waar de ‘debielen’ in het land maar mee moeten zien te leven. ‘Debielen’ niet geboren met een gebrek, maar ‘gekweekt’. Niet ‘Nature’, maar ‘Nurture’. Sommigen met een hoog ‘IQ’ en een oogstrelende opleiding, maar ‘debiel’.
De media (waaronder we in de huidige wereld ook ‘Big Tech’ met haar zoekmachines en platforms moeten verstaan), blijken in de praktijk niet goed in staat om onze perceptie haarfijn te besturen om alle neuzen dezelfde ideologische kant op te krijgen, op weg naar een welvarende, vreedzame veilige wereld, maar wat wel lukt is om mensen te ‘debiliseren’. Ze een ‘rabbit hole’ in te lokken op jacht naar een virtueel konijn, zonde van de tijd, de energie en het verspilde productieve vermogen, maar ‘Dumbed Down People’ lijm je met een natte vinger voor je oorlogsmachine door jouw vijand aan te wijzen als het ‘konijn’. Blind, doof en gretig, zonder zicht op de realiteit, en dankbaar voor de gedeelde illusie, loopt men zich te pletter. Als het mij lukt om mensen weg te voeren van dat pad, laat het mij verder koud welke individuele voorkeuren u heeft. Zoek in de ‘Vrije Markt’ maar een dekseltje dat op dat potje past, en geniet van het leven, zonder een slachting aan te richten.